Bulletin 294 april zie pagina 8/9/10 voor informatie Bouwe.
1939; opleiding tot reserve officier vlieger en 2 verhalen over Rotterdam na capitulatie
Bouwe had 7 juli 1939 een brief gestuurd naar Soesterberg voor aanvraag naar opleiding reserve officier vlieger en kreeg per 11 juli antwoord;
Bouwe moet enorm gelukkig zijn geweest en moest natuurlijk meteen aan de gang met voorbereidingen; oa een gezondheidsverklaring via dr Wartena;
Met zo’n goede gezondheids verklaring was het een klare zaak ! Bouwe werd op Soestduinen gekeurd en aangenomen ! Bouwe besloot om met zijn vrienden net als vorig jaar weer op een fiets vakantie naar België te gaan van 17 juli tot 5 augustus voordat hij zich 16 augustus zou moeten aanmelden voor de reserve officier vlieger opleiding.
1940 may 9
Bouwe; “mijn laatste vlucht”
“In 1939 solliciteerde ik voor de opleiding reserve officiervlieger. Op Soestduinen werd ik gekeurd en aangenomen. Inmiddels was het het leger gemobiliseerd en werd mijn bestemming 10 RI Leiden. In het najaar werd ik overgeplaatst naar de S.R.O.M.L. in Rotterdam. We werden daar ondergebracht in een ambachtschool aan de Baljuwstraat. We kregen heel veel theorie, maar aan vlieg lessen kwamen we niet toe.”
“Die werden steeds maar uitgesteld. Een klein aantal leerlingvliegers had geluk. Ze werden overgeplaatst naar Haamstede. Voor mij en de anderen begonnen de vlieglessen pas op 23 April 1940 bij Vliegschool Ypenburg. Mijn instructeur was van Goens. Ook Korteling, de Bruyn,de Beyer, Bosman en Brouwer kregen vliegles van hem.”
“We vlogen met de Koolhoven FK 46, de PH-NLS. We bleven gelegerd in Rotterdam, want op Ypenburg was geen plaats. Dagelijks gingen we per bus naar Ypenburg. De vreugde was echter van heel korte duur. Op 9 Mei werd het helaas mijn laatste vliegles. Die vlucht kan ik mij nog als de dag van gisteren herinneren. Het werd een bijzondere vlucht. De nacht tevoren had het flink gestormd en de toren van het nabijgelegen Pijnacker was omgewaaid.”
Hervormde kerk Pijnacker 1940 omgevallen tijdens een storm
De toren stond al scheef !
“In verband met de oorlogsdreiging stonden alle op Ypenburg aanwezige vliegtuigen langs de randen van het vliegveld opgesteld. Van Goens gaf mij de opdracht naar Pijnacker te vliegen. “Je volgt de spoorlijn maar, dan kom je er vanzelf.” Het was oppassen met opstijgen, vanwege de rondom opgestelde vliegtuigen. Boven de omgevallen toren draaide ik een rondje. Het was een indruk wekkend gezicht, zoals de brokstukken van de toren over de volle lengte van het plein waren neergekomen.”
“Terug naar het vliegveld. De eerste landingspoging mislukte. Ik zat te hoog, bang om een vliegtuig te raken. Van Goens gaf me het sein door te starten. De tweede keer ging het goed. De vlucht had 25 minuten geduurd. Einde vlucht 16.35 uur. Hoogstwaarschijnlijk tevens de laatste vlucht van de Koolhoven. De volgende dag brak de hel los op Ypenburg. Veel slachtoffers en ook de PH-NLS ging in het geweld tenonder. Mijn droom was teneinde.
Tijdens de bezetting heb ik nog enkele pogingen ondernomen naar Engeland te komen. ( 0.a. met een kano). Alle pogingen mislukten. In het verzet heb ik een bijdrage kunnen leveren aan de strijd tegen de mof. In 1945 probeerde ik de draad weer op te pakken en meldde mij als oorlogsvrijwilliger. We waren toen nog in oorlog met Japan. Voor de vliegopleiding werd ik afgekeurd. Dit voorjaar kwam ik via de Koolhovens stichting aan een tekening van de Koolhoven FK 46 en maakte een schaalmodel 1:20 voor mijn zoon en kleinzoon in Nieuw Zeeland. Voor mij is de Koolhoven FK 46 PH-NLS, hoewel op kleinere schaal, weer uit zijn as herrezen. Ruim 150 uur prutsen voor 3 gemaakte vlieguren. Hij staat klaar om verzonden te worden. Hij is voorzien van alle technische gegevens.”
Heerde, 24 October 2001
Verzetsherdenkingskruis
B. van den Bergh.
Mijn laatste vlucht
foto Koolhoven FK 46;
Model gemaakt door Boudewijn sr;
Officiele Informatie Koolhoven;
De Koolhoven F.K.46 was een tweedekker en specifiek ontworpen als lesvliegtuig voor beginners en was daarom zeer veilig, kon nauwelijks overtrokken worden, o.a. door de bovenvleugel een twee graden grotere invalshoek te geven dan de ondervleugel en hem ver voor de ondervleugel te plaatsen, en was makkelijk te vliegen. Het prototype was geheel van hout, maar de seriekisten hadden een met linnen beklede romp van stalen buizen en houten vleugels en de Cirrus Hermes motor werd vervangen door de De Havilland Gipsy Major I van 130 pk.
Het prototype maakte zijn eerste vlucht in oktober 1933 en werd na de proefvluchten uitgeleend aan de Nationale Luchtvaart School. Daar beviel het vliegtuig goed, en werd de F.K.46 gepromoveerd tot het standaard lesvliegtuig van de NLS, die er in 1934 totaal vijf in dienst had. Een van de NLS machines werd voorzien van een gesloten cockpit, wat weer wat wijzigen van de romp veroorzaakte en de prestaties niet ten goede kwam, en dus niet toegepast op de andere kisten.
Als basis trainer was de F.K.46 dus geslaagd, maar te goedig ( de bijnaam van het type bij de NLS was niet voor niets Koebeest) om flitsend mee te vliegen en acrobatiek te bedrijven, zoals bijvoorbeeld voor de militaire vliegopleiding geëist werd. Specifiek voor dat doel werd een nieuwe, pittiger versie ontwikkeld met rolroeren in boven- en ondervleugel om een snellere rol te bereiken, met kleiner kielvlak en staartvlakken om een vrille mogelijk te maken en met een speciale brandstofvoorziening om rugvlucht uit te voeren. Ook de benzinetanks werden veranderd en beter geïntegreerd in de vleugel. Dit model met militaire registratie “76” werd ter beschikking gesteld van de LVA, die de F.K.46 overigens niet bestelde, maar de Fokker S.IX en de Bücker Jungmann kocht.
In 1935 is nog een 100 kg lichtere tropenversie van de F.K.46 ontwikkeld, bedoeld om geproduceerd te worden in een nog op te richten fabriek in Nederlands-Indië, maar dat is niet doorgegaan en het is gebleven bij dit ene exemplaar van de F.K.46L, de PH-ALA.
Van de F.K.46 zijn in totaal 13 exemplaren gebouwd, waarvan er negen dienst gedaan hebben bij de NLS. De meeste van die toestellen hebben tot mei 1940 dienst gedaan en zijn toen allen bij de vijandelijkheden vernield of later door de Duitsers gesloopt, behalve een F.K.46, die geëxporteerd is naar Zuid-Afrika en daar tot 1948 heeft gevlogen.
Het tweepersoons toestelletje had een spanwijdte van 8,00 meter, was 7,30 meter lang, had een maximum snelheid van 175 km/uur en een plafond van 4200 m. Leeg woog het 570 kg en het startgewicht was 870 kg.
De eerste F.K.46’s hadden een bolle voorkant van het kielvlak (de typische Koolhoven staart), maar zoals uit het plaatje op de doos al blijkt, en door de inhoud bevestigd wordt, is de kit uitgerust met een kielvlak met een rechte voorkant. Dat moet dus de opgevoerde versie zijn (daarom zit er in de kit ook een decal met twee keer de registratie “76” van de LVA versie en zijn beide vleugels voorzien van rolroeren). Dat beperkt de keus van het te bouwen vliegtuig aanzienlijk: of de “76” van de LVA, of de PH-APO van de NLS.
Een mecanicien praat met de adspirant piloot van het Koolhoven-FK 46 lesvliegtuig en slaat de schroef aan
link; https://studiegroepluchtoorlog.nl/
Bulletin 294 april zie pagina 8/9/10 voor informatie Bouwe.
Grappig/Interessant; Boudewijn jr kon de bulletin 294 met informatie over Bouwe niet meer vinden en kreeg na navraag het antwoord dat Bouwe in het verleden (+-1980 ?) de vlieguren en vlieg-groepen kaarten (zie de originelen hierboven) had opgestuurd naar de studiegroepluchtoorlog ! Boudewijn Jr vond de originelen in april 2020 en zag dat het beiden dezelfde kaarten waren.
Pa verhaal tijdens capitulatie Rotterdam;
” Ja ik ben nog beschoten, wij lagen moet je zo voordenken dat in het noorden van Rotterdam daar liep een ringspoor omheen, dat was voor goederen vervoer en en wij lagen op die spoordijk met ons achterste naar de stad toe want in het voorterrein daar waren Duitse parachutisten gesignaleerd die waren dus gedropped bij Ypenburg en daar waren er een aantal van gevlucht, want Ypenburg kwam weer in Nederlandse handen, ja gevlucht….. en die vluchten in de richting van Rotterdam dus wij moesten die opvangen maar wij hebben er geen een gezien.“
(Hier 2 links naar de officiele gebeurtenissen indertijd;
Strijd om de Maasbruggen in Rotterdam
De aanval op Rotterdam van dag tot dag)
“Maar we lagen als het ware op een presenteer plaatje bovenop die dijk en die vliegtuigen die gingen van zuid naar noord over Rotterdam heen, allemaal in dezelfde richting, die kwamen allemaal over ons heen en er werd op ons geschoten want wij lagen zo bij groepjes van 2 of 3 man en dan een meter of 40 tot 50 ertussen weer een groepje zo was dat verdeeld. Ik hoorde nog de kogels inslaan vlak naast ons en ja ze vlogen laag, het was gewoon een laffe streek want er was geen afweer of niks he en we hadden al gecapituleerd, en wij hadden geen ervaring omdat we op die school voor reserve officieren zaten hadden we geen intensieve opleiding gehad over wapens en al die dingen meer. Dat was allemaal meer geconcentreerd op vliegen he, je krijgt werktuigbouw en aviatiek en hoe vliegtuigen in elkaar zaten en motoren en zo daar kregen we dan les in. We waren niet geschikt om weerstand te bieden, dat hadden we nooit geleerd. Een geweer hadden we niet, wij gingen wel eens in de week naar Kralingen daar waren de schietbanen en dan kregen we schietoefeningen maar meer ook niet. We hadden van de school voor officieren van de militaire luchtvaart een voetbalelftal, daar zat ik in, ik speelde rechtsbinnen (moet lachen) nou ja dat spelen was op maandag, de wedstrijden die waren op maandag en dat was nou juist de dag dat we schietoefeningen hadden. Dus de schietoefeningen die vervielen voor mij en voor de anderen die bij dat elftal behoorden.“
“Wij hadden dus een luizenleven, wij gingen voetballen en na afloop dan gingen we naar de coolsingel naar een stamkroeg, en voor ons was de maandag leuk een soort feestdag ! Het was een gewoon café, voor gewoon militairen.”
Zijn vaders bezoek Rotterdam na capitulatie; dit verhaal is als link in hoofdstuk 1 maar hier aangepast in vertellende vorm en met ander verhaal geintegreerd;
“vanaf vliegveld Ypenburg vloog ik 9 mei 1940 nog over PijnAcker met mijn instructeur, het was in een koolhoven en die dag was mijn laatste vlucht. De volgende dag lag alles op Ypenburg in puin, ik verbleef s’nachts in Rotterdam en ging met de bus naar Ypenburg voor de training. Ik was dus in Rotterdam toen de Duitsers Nederland binnen vielen. Ik kon sommige vliegtuig gevechten volgen van het dak op de school (van de opleiding). Tijdens de 5 daagse oorlog heb ik oa daar met anderen wacht moeten lopen. De duitsers bombardeerden Rotterdam toen Nederland zich al had overgegeven. Het is tot op heden niet duidelijk of de duitse vliegers wisten dat Nederland al gecapituleerd had of niet. Ik zag dat de duitse grondmacht licht kogels afschoot om de vliegers attent te maken dat bombarderen niet meer nodig was. Het hele Rotterdamse centrum weggevaagd met 1800 doden. Nou we waren allemaal op slag toen we gecapituleerd waren we allemaal gevangenen. Toen werden alle militairen, wel zo’n 6000 man van Rotterdam en omgeving naar een park aan de maas bijeengebracht en een paar dagen later werd geregeld dat we naar scholen in de omgeving van Rotterdam moesten en daar werden we verdeeld en daar mochten we niet uit. We moesten in school blijven tot er een meer definitieve bestemming voor ons was en uiteindelijk werd dat Hollandsche Rading vlakbij Hilversum.
De Nederlandse mariniers hadden de Duitsers goed tegen gehouden bij de maas bruggen, en de duitsers kwamen dus Rotterdam niet binnen tot na de Nederlandse overgave.
In hetzelfde park werden dode duitsers en nederlanders tijdelijk ondergebracht. Ik werd hevig aangegrepen door een Nederlandse vrouw die langs de doden liep om te zien of er iemand was die ze kende. En terwijl ze rondliep zag ik dat ze dus iemand herkende want ze sloeg de handen voor de ogen, en ik kan dat nu nog voor me zien. 2 dagen na het bombardement zag ik mijn vader ook in het park want hij was naar me op zoek en wist dat ik daar was. Dit was erg emotioneel. Mijn vader vertelde me dat de bewaking niets voorstelde want iedereen lag te slapen in het gras. Ik vertelde hem dat die allemaal dood waren. We liepen er samen nog naar toe om te kijken. De duitsers hadden veel respect voor de Nederlandse mariniers en noemden hen de zwarte duivels” (donkere uniformen). Na een paar dagen gingen we naar een school in Hollandse Rading. Ik was dus toen nog krijgsgevangen en als ik werkt had mocht hoefde ok niet in krijgsgevangenschap. Dat werk was gauw geregeld nadat mijn vader een brief had gestuurd zodat ik dus bij mijn vader in de schilderszaak kon werken. Alles stond op een heel laag pit je. Ja ik ging veel vissen. In die tijd vissen snoeken, en toen later omdat mijn vader ook niet veel werk had ging ik in 1941 solliciteren en werken in de distributie dienst. (distributie van bonnen) En dat heeft geduurd tot van 41 tot begin 43 en toen was het afgelopen” (moest onderduiken)
6 thoughts on “Hoofdstuk 3; opleiding tot reserve officier vlieger en 2 verhalen over Rotterdam na capitulatie”